afb. Kris Roderburg, 22 oktober 2013
Eveneens aan de zuidzijde bevond zich een man met een vaatje voor zich (Z-V.3).114 De man, waarvan het hoofd nu ontbreekt maar nog intact door Hezenmans is geschetst, draagt een kort jak met een sierrand, waaronder een kort geplooid hemd. Voor hem staat op de boog een geribbeld vaatje of pot, waarboven zijn grotendeels afgebroken handen zijn geplaatst. Op de schets van Hezenmans, maar ook op de foto van Schull, is zichtbaar dat de man een stok of staaf met beide handen omklemde, ogenschijnlijk roerend in de pot. In de negentiende eeuw is de figuur geïnterpreteerd als een (boter) karnende man en de kopie is ook op die manier vormgegeven. Op de koorbanken van Hoogstraten is een zeer vergelijkbare figuur uitgebeeld. Deze wordt echter behalve als karnende man ook wel gezien als een man die de rommelpot bespeelt en de pot op de Bossche luchtboog ziet er ook niet echt uit als een karnton. De rommelpot werd niet als echt instrument gezien, maar meer als herrie- of sfeermaker en werd op volksfeesten en met vastenavond bespeeld. Als rommelpotspeler zou de sculptuur geschaard moeten worden bij de speellieden en schertsmuzikanten die in overvloed op de luchtbogen voorkwamen. Wanneer de metselaar als Salomon moet worden beschouwd, en de vermeende pottenbakkers gewoon drinkebroers waren, blijft er geen categorie ‘ambachten’ meer over. Alle andere ambachten of beroepen die nu op de luchtbogen zijn uitgebeeld, kwamen op plaatsen waar het originele beeld was verdwenen en zijn dus in de negentiende eeuw bedacht. | 380 |
Noten | |
114. | Z-V.3, bouwloods i-270; BK-NM-8652h. Oud plaatsnummer III. |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 380
Jan Mosmans, De St Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 307 (afb. 206 nr. XXXI)